Steeds duikt de discussie aalscholver op. Vormt die vogel nu werkelijk een probleem of is het alleen maar hebzucht van vissers, die alle vis voor zichzelf willen houden? Voor mijn eigen beeldvorming heb ik geprobeerd uit te zoeken hoe het “vroeguh” was en wat er sindsdien gebeurd is. Zet je maar schrap, want het is een heel verhaal:
Begin zeventiger jaren stond de aalscholver populatie onder grote druk; er waren nog maar een 1500 broedparen in ons land. Mede doordat ze een beschermde status kregen is het aantal aalscholvers daarna gelukkig weer toegenomen. Uit goed gedocumenteerd onderzoek blijkt, dat er nu ongeveer 22.000 broedparen zijn; de jongen zijn daarbij niet meegerekend. Er zijn overigens aanwijzingen, dat het aantal aalscholvers zich min of meer stabiliseert op het laatst genoemde aantal broedparen. Het voedingspatroon van de aalscholvers is goed onderzocht. Aalscholvers fourageren dikwijls in groepen; ze jagen hierbij vis op in scholen en slaan dan toe. Met een gemiddelde consumptie per individu per dag, die varieert van 250 gram (zomer) tot bijna 500 gram in de winter, kunnen aalscholvers dus een behoorlijke invloed hebben op ons visbestand. Een globale rekensom laat zien, wat dit betekent voor ons land. Op basis van het eerder genoemde aantal broedparen hebben wij 44.000 exemplaren. Hun jaarlijkse consumptie aan vis per individu, uitgaande van een geschat (laag!) gemiddelde, is als volgt:
44000 x 300 (gram) x 365 (dagen) = 4.818.000 kilogram
Een gebrekkige rekensom, ik weet het. Mogelijk zijn er in de winter minder van die vogels, maar in opgroeifase van de jongen zal de consumptie van vis zonder twijfel flink omhoog schieten. Hoe dan ook, we kunnen er dus niet omheen, dat er sinds de zeventiger jaren het nodige veranderd is aan de predatie van vis door aalscholvers. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt, dat aalscholvers bij voorkeur jagen op slanke vis met een afmeting tussen de 15 - 35 cm. Dit betekent dat de (blank)voorn veel predatiedatiegevoeliger is dan de brasem- en karper populatie, omdat deze laatste twee vissoorten vrij snel niet meer de ideale afmetingen hebben voor de aalscholver. Daardoor kan mogelijk ten gevolge van aalscholverpredatie de “verbraseming” toenemen.
Door de sterke predatiegevoeligheid van de blankvoornpopulaties worden ook andere visetende vogels en roofvissen bedreigd. Kleine blankvoorns vormen namelijk de belangrijkste voedselbron voor futen en dodaars. Snoek- en snoekbaars populaties zijn in de meeste waters eveneens afhankelijk van een goed ontwikkeld voornbestand. De predatie van de aalscholvers, die voor een groot deel op de paairijpe blankvoornfractie is gericht, heeft als gevolg dat de populatieafname tengevolge van de predatie is groter dan de aanwas. Er is dus wel iets meer aan de hand is dan alleen maar slechte vangsten door vissers.
De predatie van aalscholvers richt zich vanzelfsprekend niet alleen op de polders in ons land, maar ook op meren, rivieren, kanalen en kleinere viswateren. De kanttekening hierbij is, dat bij uitstek de kleinere viswateren grote schade kunnen ondervinden door aalscholver predatie. De situatie in polderweteringen, waarbij de vis is terugedrongen naar niet geheel en al dichtgegroeide weteringen, maakt deze vis dan ook heel kwetsbaar voor predatie. Hoe snel en hoe grondig aalschovers te werk kunnen gaan is destijds aangetoond in Lelystad, waar de OVB haar kweekvijvers had. Daar ontstond in een betrekkelijk korte periode een onwerkbare situatie. Niets, maar dan ook niets hielp om de aalscholvers uit de vijvers te houden. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het vertrek van de OVB uit Lelystad.
Ook de overheid heeft aangegeven, dat de enorme toename van het aantal aalscholvers wel degelijk ook zijn negatieve kanten heeft. Sinds Minister Van Aartsen destijds heeft gezegd dat hij onorthodoxe maatregelen zou toepassen om de aalscholverstand te bedwingen, zijn vele ogen nog steeds gericht op die zelfde overheid. Tot op dit moment is er echter niets gebeurd. Ja, veel rapporten over hoeveel aalscholvers er wel zijn, hoeveel zij eten, dat zij een bedreiging voor de binnenvisserij vormen, andere landen er ook last van hebben en het ontstane probleem internationaal aangepakt moet worden. Allemaal waar, maar geen actiestappen. Het Europees Parlement ligt trouwens in principe ook niet dwars bij actiestappen. Daar heeft men al eens uitgesproken, dat de aalscholver geen bedreigde vogel meer is.
Minister Veerman meldde al weer even geleden:
In reactie op vragen tijdens het AO deel ik de Kamer mee dat ik inmiddels opdracht heb gegeven tot een onderzoek naar de relatie tussen de aanwezigheid van aalscholvers en de visbestanden. Dit onderzoek zal op korte termijn van start gaan. Ook zijn er inmiddels afspraken gemaakt tussen de PO IJsselmeer en het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) over de betrokkenheid van de vissers bij bestandsonderzoek. Ik zal bij het bezoek van Commissaris Borg aan Nederland op 16 september a.s. aandringen op de nodige spoed
Maar tot op heden zijn er geen actiestappen uitgevoerd om de negatieve invloed van de aalscholver op onze visbestanden te verkleinen. Die actie stappen hadden er eigenlijk wel eens mogen zijn. Immers, de overheid heeft geprobeerd om een probleem met de aantallen aalscholvers te herstellen door deze vogels een beschermde status te geven en hen op deze manier door een moeilijke periode heen te helpen. Dat herstellen is mogelijk een beetje te goed gelukt, zodat we nu te maken hebben met de negatieve gevolgen van het teveel aan succes. Daar zal de overheid dan ook iets mee moeten doen.
De organisatie van beroepsvissers houdt zich al geruime tijd bezig met de aalscholver en diens invloed op hun “boterham”. Ook voor Sportvisserij Nederland ligt er hier een taak, want als deze organisatie ten doel heeft zich in te zetten voor de belangen van sportvissers, dan zullen ze zoiets daadwerkelijk moeten doen op een breed vlak. Bovendien, beroepsvissers, sportvissers, waterschappen en andere belanghebbende partijen komen bij elkaar visstandbeheereenheden. Op die manier dient er, door het tegen elkaar afwegen van alle relevante aspecten, een goed gebalanceerd en duurzaam beleid voor de toekomst geformuleerd te worden. Als de sportvisserij daarbij een aspect als de aalscholver doelbewust negeert, staat ze natuurlijk in haar hemd ten opzichte van de beroepsvissers. En waarom zou men dat onderwerp niet oppakken? Bij het bepalen van een goed beleid pleit immers alles er voor om op een genuanceerde manier de aalscholver mee te nemen?
Tja, en wat vinden wij vliegvissers van het huidige bestand aan aalscholvers en de invloed op visbestanden? Als zodanig zijn wij over het algemeen liefhebbers van de natuur en zeker geen vijanden van vogels of “aalscholverhaters”. Dus van ons mag zeker geen ongenuanceerde aanpak verwacht worden, zoals “afschieten die hap”. De broedmogelijkheden van de aalscholver beperken? Zoiets lijkt mij een betere optie.
Met vriendelijke groet,
Vassenden